De Belgische topprestatie (zonder ironie)

In Vlaanderen heerst momenteel de gedachte dat België niet werkt en een grondige staatshervorming nodig heeft, alleen zo zouden de sociaal-economische problemen kunnen worden aangepakt. Om dat besluit kracht bij te zetten wordt geregeld teruggegrepen naar drie macro-economische variabelen: de staatsschuld, de belastingsdruk en de wettelijke pensioenen. Ondanks hoge inkomsten, kan de Belgische staat slechts lage pensioenen uitkeren en torst ze bovendien hoge schulden. Op basis van deze vaststelling zou het bijgevolg duidelijk moeten zijn dat het Belgische vehikel niet goed werkt en dringend een staatshervorming nodig heeft zodat de Belgische structuur efficiënter kan werken.

Hoewel de vaststelling van de slechte toestand van de drie macro-economische indicatoren correct is, is de conclusie dat België niet zou werken fout. Indien men wil nagaan of een land slecht of goed werkt, moet men kijken wat dat land jaarlijks presteert en of deze prestatie op een consistente manier is neergezet. Op basis van dit criterium heeft België de afgelopen 15 jaar in vergelijking met bijvoorbeeld Duitsland of Frankrijk een topprestatie afgeleverd. In de periode 1995-2010 heeft ons land haar schuldratio verminderd met 33 procentpunt. Nederland met slechts 13 procentpunt. De schuldratio’s in Duitsland en Frankrijk zijn in deze periode zelfs toegenomen met 26-27 procentpunt. België heeft de voorbije 15 jaar in vergelijking met Duitsland en Frankrijk 60% van het BBP beter gepresteerd wat betreft de reductie van de overheidsschuld (zie figuur voor vergelijking met Duitsland).

Deze Belgische topprestatie is des te opmerkelijk, omdat de Belgische staat een significant groter deel van haar inkomsten moest en moet besteden aan het betalen van rente op de overheidsschuld (een last uit het verleden). Een voorzichtige schatting leert dat België midden jaren 90 ongeveer 4 procent van het BBP meer moest spenderen aan intrestbetalingen dan Duitsland. Dat komt niet enkel door het feit dat België een hogere overheidsschuld moest financieren, maar ook doordat ze een hogere rente moet betalen (de spread). De huidige meerkost ten opzichte van Duitsland wordt voor 2010 geschat op ongeveer 1%, een gevoelige daling, maar nog steeds een relatief groot verschil. Het maakt de Belgische schuldafbouw er alleen maar spectaculairder op. Met andere woorden, de Belgen torsen weliswaar een hoge belastingsdruk, maar blijkbaar slaagt de overheid erin een effectief beleid te voeren om de schuldratio te verminderen.

Daarenboven lijkt het erop dat de Belgische sociale en economische indicatoren niet geleden hebben onder de sterke afbouw van de Belgische schuldratio. We hebben er bij Eurostat de volgende indicatoren op nageslagen: BBP per hoofd van de bevolking ten opzichte van de EU27, werkgelegenheid, inkomensongelijkheid, aandeel van de leerlingen met lage leesvaardigheid en armoederisico bij ouderen. Op al deze vlakken deed België het de afgelopen 15 jaar minstens even goed als onze drie buurlanden. Zo was bijvoorbeeld de inkomensongelijkheid in België in 2009 lager dan in 1999 en lager dan in onze buurlanden. Ook het armoederisico bij ouderen is het laagste in België en is ten opzichte van 1999 nog afgenomen. Een zwak punt blijft wel onze arbeidsmarkt. De werkloosheid is sinds 1999 weliswaar gedaald, maar blijft hoger dan in Duitsland en Nederland. Enkel Frankrijk doet het hier slechter.

De huidige toestand van de Belgische overheidsschuld is nog steeds niet goed. Maar dat is enkel en alleen te wijten aan de grote achterstand die België in de jaren ’70 tot begin jaren ’90 heeft opgelopen, met uiteindelijk een schuldratio tot boven 130 procent. Toen was de analyse correct dat België ziek was, doodziek. En die doodzieke periode uit het verleden maskeert de topprestatie van de laatste 15 jaar: we zitten nog niet in de koppositie, omdat we van ver moesten komen, maar we hebben al heel wat achterstand ingehaald. Deze vaststelling staat in schril contrast met de perceptie van het inefficiënte België. We koersen tegen 50 km/u, terwijl de rest 40-45 km/u fietst, maar we zitten nog steeds een aantal kilometer achter. Niemand die blijkbaar wil zien dat we het hardst rijden van allemaal; we kijken enkel naar onze achterstand en merken niet op dat de achterstand steeds kleiner wordt.

Dat neemt echter niet weg dat er wel degelijk hervormd moet worden, niet in het minst in de arbeidsmarkt en de pensioenen. De vergrijzing staat immers niet meer voor de deur, ze heeft al aangeklopt en zichzelf binnengelaten. Daarom moet het aantal actieven ten opzichte van de niet-actieven op een houdbaar niveau blijven en dit verplicht ons tot een hervorming van de welvaartsstaat. Een diepgaande staatshervorming, laat staan de splitsing van het land, is daarvoor niet noodzakeiljk. Dat is dan ook de ironie van de hele zaak: de partijen die een staatshervorming eisen om de welvaartstaat te redden, terwijl dit niet nodig is, dreigen door hun eis de voortzetting van de Belgische topprestatie te fnuiken. Er is dringend het inzicht nodig dat het Belgische vehikel wel werkt (als we vergelijken met onze buurlanden) en dat binnen dit vehikel een welvaartstaatshervorming mogelijk is.


Met dank aan de collega-economen Bram Delen, Tom Strengs en Toon Vanheukelom voor hun waardevolle input.

Deze tekst is eerst verschenen als ‘Mening op maandag’ op de website van MO* en als column bij Liberales.

Leave a Reply

Your email will not be published. Name and Email fields are required.