Wat hadden ze niet in de jaren 80 wat we nu nodig hebben voor het goede leven?

Ik nam vorige vrijdag deel aan een debat over het basisinkomen. Twee andere leden van het panel, Lode Vereeck en Nele Lijnen, waren matig tot sterke voorstanders van een basisinkomen. Ik ben dat niet. Ik vrees dat een voldoende hoog basisinkomen onbetaalbaar is. Ik denk ook dat het niet rechtvaardig is, omdat een basisinkomen voor iedereen gelijk is, ongeacht of je veel geluk gehad hebt in het leven of net veel pech.

Voor sommige voorstanders van een basisinkomen gaat het echter vooral over het geven van meer vrijheid, wat het aantrekkelijk zou moeten maken voor liberalen. De redenering van de voorstanders is de volgende: als je zeker bent dat je pakweg 1.000 euro per maand ontvangt, ongeveer de armoedegrens voor een alleenstaande, zal je nooit echt arm worden. Die garantie geeft gemoedsrust om het risico te durven nemen om die saaie job die toch nooit bij je paste vaarwel te zeggen en te proberen wat je altijd al graag wou. Mensen zullen ondernemend worden of enkel jobs aanvaarden die goed bij hen passen, waardoor ze ook productiever zullen zijn. Kortom, een basisinkomen zal je bevrijden van de loonslaverij en de economie zal er tegelijkertijd wel bij varen.

Het is een aantrekkelijke gedachte, die me echter niet overtuigt. Ik denk namelijk dat mensen nu al vaak veel vrijheid hebben om hun dromen na te jagen, tenminste voor mensen uit de midden­- en topklasse. Meer nog, ik denk niet dat mensen zo ontevreden zijn met de ‘loonslaverij’. Mocht dat wel het geval zijn, zouden ze minder kunnen werken én nog steeds voldoende overhouden om het goede leven te kunnen leiden.

We zijn de jongste decennia immers almaar rijker geworden, zonder dat we daar meer voor moeten werken. In 1980 was het reëel bruto binnenlands product (bbp) per capita 20.700 euro (in euro’s van 2010). In 2015 was het bbp gestegen naar 34.100 euro, of een stijging van 64 procent. Indien mensen hun huidige job tegen hun zin doen, zouden ze kunnen beslissen veel minder te werken. Maar dat gebeurt niet: het gemiddeld aantal werkuren per jaar is slechts gedaald met 9 procent, zoals te zien op bijgaande figuur.

rijkerenminderwerken

Het klopt dat we nu een hogere levensstandaard hebben, en dat daarvoor ook een hoger inkomen nodig is. De vraag is of die levensstandaard van nu nodig is om een goed leven te kunnen leiden. Of anders gesteld: wat had men in 1980 niet dat we nu wel hebben en dat nodig is om het goede leven te kunnen leiden? Ik kan weinig bedenken buiten een paar internetgerelateerde zaken die relatief goedkoop zijn en de betere gezondheidszorg (maar die wordt grotendeels collectief gefinancierd). Mensen zouden dus minder kunnen werken en toch goed kunnen leven, maar ze doen het niet.

Het zou ook kunnen dat men vooral een sociale (consumptie)norm wil volgen. Dat betekent dat de hoge levensstandaard enkel nagestreefd wordt, omdat anderen hem ook hebben, en niet zozeer om de hogere levensstandaard op zich. Als dat klopt, vraag ik me af of een basisinkomen wel extra vrijheid zal creëren, omdat ook dan de sociale norm dwingend zal zijn.

Een categorie van mensen bij wie het bovenstaande niet geldt en voor wie 1.000 euro per maand zonder enige twijfel wél de vrijheid sterk zal verhogen, zijn mensen die momenteel van een leefloon moeten rondkomen. Die mensen zitten, met een leefloon dat ongeveer 30 procent onder de armoedegrens zit, diep in de armoede, met alle materiële en sociale beperkingen als gevolg. Meer geld zal deze mensen hun vrijheid dus ongetwijfeld sterk verhogen. Als meer vrijheid de doelstelling van de voorstanders van een basisinkomen is, dan laten ze het onrealistische pleidooi voor een basisinkomen beter varen en zetten ze hun energie volledig in op het verhogen van het leefloon tot aan de armoedegrens. Het is veel gemakkelijker te financieren en te implementeren, en de vrijheid wordt zonder twijfel sterk verhoogd voor deze mensen.

Deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.

Over nut en nadeel van een basisinkomen

In Nederland willen 13 gemeenten experimenteren met het basisinkomen, in nog eens 28 gemeenten wordt dat idee in overweging genomen. “Gemeenten gaan ‘gratis geld’ uitdelen”, kopte hetFinancieel Dagblad gisteren. In De Correspondent werd dat “Hoe het basisinkomen Nederland verovert”.

Zo start Utrecht na de zomer met een experiment voor de toekenning van de bijstandsuitkering die onderhevig is aan allerlei regels en controles. Met het experiment wil men nagaan of die regels en controles kunnen worden afgeschaft zonder dat er ongebreideld geprofiteerd wordt.

De aandacht die initiatieven als die in Utrecht krijgen, toont hoe sterk het idee van een basisinkomen is geworden. En bewijst dat er niet zoiets bestaat als ‘het’ basisinkomen: achter dit radicale idee – een onvoorwaardelijk inkomen voor elk individu – zit een waaier van implementaties. Dat werd fijntjes geïllustreerd door de Utrechtse projectleider van het experiment, die stelde dat het niet het ultieme doel is om een basisinkomen in te voeren, wel om de erg bureaucratische regels in de bijstand te vereenvoudigen.

Om een goede discussie over nut en wenselijkheid van een basisinkomen te voeren, moeten de doelstellingen ervan duidelijk gemaakt worden. Zo kun je nagaan of het basisinkomen zou kunnen werken en vooral of er geen betere alternatieven zijn binnen het systeem zoals we dat kennen, namelijk een systeem met onder meer een uitgebreide sociale zekerheid.

Stel dat men kinderarmoede wil uitroeien. Het huidige systeem is inderdaad inefficiënt om dat te bereiken, omdat we voor elk kind een relatief hoge kinderbijslag geven, dus ook voor kinderen uit de midden- en hogere inkomensklasse. Het zou dan beter zijn om enkel die gezinnen voldoende kinderbijslag te geven die in armoede leven. Dat is makkelijk uit te voeren binnen het huidige systeem, maar dat impliceert wel een meer selectieve kinderbijslag. Dat gaat ironisch genoeg in tegen het idee van een basisinkomen, dat net universeel is.

Een andere doelstelling van veel voorstanders van een basisinkomen is de vrijheid vergroten. Een onvoorwaardelijk basisinkomen zou de vrees wegnemen om zonder inkomen te vallen. Hierdoor zouden mensen tijdens de drukke periodes van hun leven minder kunnen werken, als er bijvoorbeeld voor kinderen of ouderen gezorgd moet worden. Femma, een vzw die opkomt voor gendergelijkheid, is terughoudend omdat ze vreest dat het toekennen van een basisinkomen de positie van de vrouw kan ondermijnen. Vrouwen zetten immers nog steeds sneller een stapje terug op de arbeidsmarkt en een basisinkomen zou dat effect kunnen versterken.

En als de doelstelling is om de bureaucratische kostprijs van onze sociale zekerheid te verminderen, dan zou je je kunnen beperken tot een onvoorwaardelijke bijstandsuitkering, zoals Utrecht onderzoekt.

Met andere woorden, voor verschillende doelstellingen zijn meerdere antwoorden binnen het bestaande systeem mogelijk. Dat heeft het voordeel dat het systeem niet radicaal moet worden aangepast, maar stapsgewijs kan evolueren. De sociale zekerheid is een essentieel onderdeel van een rechtvaardige maatschappij, omdat op die manier de sociale risico’s worden beperkt. Iedereen kan immers ziek of werkloos worden. Om dat risico te beheren, betalen we als individu een verzekeringspremie in de hoop dat we niet de pech hebben om ziek of werkloos te worden. Hebben we die pech wel, dan krijgen we een uitkering van de verzekeringsmaatschappij.

Een verzekeringssysteem is dus in essentie niet universeel, maar juist discriminerend wat de uitkering betreft: enkel diegenen met extra noden krijgen geld. Een basisinkomen is het tegenovergestelde: iedereen krijgt evenveel, ongeacht de verschillende noden.

Een basisinkomen dat het principe van de sociale zekerheid uitholt, is dan ook een stap terug.

Deze tekst verscheen eerst als opiniestuk in De Morgen.

Vier bezwaren tegen een basisinkomen

Het afgelopen jaar heeft het idee van een universeel en onvoorwaardelijk basisinkomen heel wat aandacht gekregen. Het wordt al vele jaren verdedigd door de Belgische filosoof Philippe van Parijs en de ondernemer-politicus Roland Duchatelet. Recent heeft de Nederlandse opiniemaker Rutger Bregman zich tot de voorstanders bekeerd en ook Peter De Keyzer, hoofdeconoom bij BNP Paribas Fortis, is gewonnen voor een basisinkomen. Panorama wijdde er op 18 december een reportage aan.

De voorstanders hebben een verschillende achtergrond en zonder twijfel verschillende redenen om te pleiten voor een basisinkomen, maar een terugkerend argument is dat een basisinkomen rechtvaardig is, omdat elk individu genoeg middelen krijgt om te leven. Het werkt bovendien bevrijdend voor het individu: je zal je leven kunnen inrichten zoals je dat zelf wil. Het zou dus een aantrekkelijk idee moeten zijn voor liberalen.

Ik heb echter vier bezwaren. Die gaan over de betaalbaarheid, de radicaliteit van een (hoog) basisinkomen, de rechtvaardigheid en het zogenaamde bevrijdende aspect van een basisinkomen.

1. Betaalbaarheid

Ik heb in een eerdere blogpost een ruwe schatting gemaakt van de betaalbaarheid van een basisinkomen van 1000 euro per maand voor elke volwassen Belg. De totale bruto uitgave is jaarlijks 103 miljard euro, maar een groot deel van de overheidsuitgaven, zoals pensioenen en werkloosheiduitkeringen, worden in grote mate vervangen door een basisinkomen. Toch is er een financieringstekort van 19 tot 35 miljard euro naargelang het basisinkomen als inkomen onbelastbaar of belastbaar is. Dat is een tekort van 5 tot 9 procent van het BBP wat overeenkomt met één à twee keer de toekomstige vergrijzingskost. Mijn analyse is slechts een ruwe schatting, omdat ik geen data heb over welk individu welke uitkering krijgt en omdat het model statisch is: het houdt geen rekening met gedragseffecten. Mensen zullen met een basisinkomen immers volgens de pessimisten minder en volgens de optimisten meer werken. Uiteraard is dit sterk afhankelijk van de hoogte van het basisinkomen.

Als de grootte-orde van mijn berekening correct is en als de gedragseffecten niet significant zouden zijn, dan moet er dus een extra financiering gevonden worden van één of twee keer de toekomstige vergrijzingskost. Dat is problematisch (als dat niet zo zou zijn, waarom maken we ons dan überhaupt zorgen over de toekomstige vergrijzingskosten?).

De panorama-uitzending ging uit van een veel hoger basisinkomen, namelijk 1500 euro per maand. Volgens de analisten in de reportage leverde dit een financieringstekort van 91 miljard euro op. Dat vingen ze op met extra belastingen van 95 miljard euro of bijna een kwart van het BBP, met onder meer een vermogensbelasting die 29 miljard euro moet opbrengen en een verhoogde BTW, goed voor 16 miljard euro extra. Extra belastingen ten belope van bijna een kwart van het BBP: dat is politiek en economisch totaal niet haalbaar. En dat is een understatement.

Bovendien werd er ook in de panorama-uitzending geen rekening gehouden met gedragseffecten, terwijl die effecten bij dergelijke radicale ingrepen zonder twijfel heel belangrijk worden. Het is immers waarschijnlijk dat er minder (belastbaar) werk verricht zal worden als er een basisinkomen van 1500 euro per maand gegeven wordt. En ook de extra belasting van 95 miljard euro zal voor enorme gedragseffecten zorgen.

En dat is dan nog enkel als België geïsoleerd bekeken wordt. Maar een (hoog) basisinkomen zal ook heel wat mensen uit andere landen aantrekken. Dat kan veel extra werkkrachten opleveren, maar even goed vooral mensen die met het hoge basisinkomen genoeg hebben en dus niet zullen werken en bijdragen. Ook hiermee werd geen rekening gehouden.

Dergelijke radicale ingrepen zonder gedragseffecten in rekening te brengen zijn dan ook onvoldoende en zouden een goede factcheck niet mogen passeren. Dat is wat de voorstanders van een basisinkomen dan ook dringend moeten doen: een degelijke en realistische analyse maken van de financierbaarheid. Wat Panorama toonde is dat niet.

2. Radicaliteit

Bovendien zijn de veranderingen die in de Panorama-reportage worden voorgesteld zo radicaal dat ik sowieso tegen de invoering ervan ben, juist omwille van die radicaliteit. Radicale veranderingen klinken misschien wel moedig en nodig, maar ze lijken te ontkennen wat onze maatschappij op dit ogenblik bereikt heeft: we hebben een sterk uitgebouwde sociale zekerheid en een zeer competitieve economie die een ongekende welvaart produceert.

Maar belangrijker, als je pleit voor radicale veranderingen dan ontken je de complexiteit van onze maatschappij. Die complexiteit zorgt ervoor dat het een onmogelijke opdracht is om juist in te schatten waarom we de hoge welvaart produceren die we op dit moment produceren. Geen enkel economisch model kan dat vatten en het is bijvoorbeeld ook de reden dat de toekomstige economische groei zo moeilijk te voorspellen is en dat we een vrijemarkteconomie verkiezen boven een planeconomie.

Door die complexiteit kan je dan ook onmogelijk voorspellen wat al die gedragseffecten zullen zijn als een hoog basisinkomen wordt ingevoerd dat dan nog eens hoge extra belastingen nodig heeft. Het is alsof er een nieuwe blauwdruk van onze maatschappij wordt gecreëerd waarvan de afloop per definitie onvoorspelbaar is.

De complexiteit van onze samenleving, die ook onze hoge welvaart mogelijk maakt, zorgt ervoor dat de gedragseffecten van een hoog basisinkomen, zoals 1500 euro per maand, en de bijbehorende financiering onmogelijk in te schatten zijn. Voorstanders van een basisinkomen beperken zich dan volgens mij dan ook het best tot een bescheiden basisinkomen, van de orde-grootte van 1000 euro per maand, waarvan de gedragseffecten beter (voldoende?) ingeschat kunnen worden.

Aan alle pleitbezorgers van radicale veranderingen zou ik dan ook wat meer bescheidenheid willen toewensen in wat kenbaar is (en wat meer onbescheidenheid in wat onkenbaar is) en een grotere appreciatie van de standaard die onze maatschappij heeft bereikt.

3. Rechtvaardigheid

Een meer directe kritiek op het basisinkomen is dat het elk individu evenveel geeft per maand. Dit lijkt zeer rechtvaardig, maar dat is het volgens mij niet. Ga je een gezonde volwassene net evenveel geven als iemand die zijn hele leven in een rolstoel moet zitten? De kosten die de twee moeten maken om min of meer dezelfde levensstandaard te kunnen bereiken zijn grondig verschillend.

Rechtvaardig is inderdaad om gelijke gevallen gelijk te behandelen, maar ook om ongelijke gevallen ongelijk te behandelen. Het is een fundamentele kritiek op de rechtvaardigheidstheorie van John Rawls die aan elk individu evenveel “primaire sociale goederen” wilde geven. Amartya Sen bekritiseerde dit al in zijn lezing Equality of what? uit 1979, waarbij hij het voorbeeld van de kreupele gaf.

Het is volgens mij dan ook in essentie onrechtvaardig om individuen die duidelijk meer nodig hebben om dezelfde levensstandaard te bereiken evenveel te geven. Ik twijfel er niet aan dat mensen als Philippe van Parijs deze kritiek kennen en ewel een antwoord op hebben, maar het is zeker geen voorwerp van debat in de huidige discussie over het basisinkomen.

Meer concreet vraag ik me af aan wie het basisinkomen van pakweg 1000 € per maand ten goede zal komen. Voor zij die een overheidsuitkering hebben van minstens 1000 euro (werklozen, gepensioneerden, invaliden,…) zal er niets veranderen. Voor zij die een overheidsuitkering hebben van minder dan 1000 euro per maand wordt de situatie verbeterd. Maar ook voor zij die géén overheidsuitkering hebben, dus alle werkenden en studenten. Voor hen verbetert de situatie met 1000 euro (bruto of netto?) per maand.

Cijfers op individueel niveau ontbreken mij om de analyse te maken, maar het zou best eens kunnen dat de studenten, de midden- en hogere klasse de grootste winnaars zullen zijn van een basisinkomen. Zou dat de bedoeling zijn?

4. Vrijheid

Ten slotte, een belangrijk argument van de voorstanders van een voldoende hoog basisinkomen is dat individuen dan eindelijk echt vrij zullen zijn om hun leven in te richten zoals ze dat zelf willen. Je zal werk kunnen aanvaarden als je dat echt wil en niet uit noodzaak. Gedaan met de loonslavernij. Meer nog, het zal misschien wel het ondernemersschap in elk van ons aanwakkeren, waardoor de economie groeit.

Het is een aantrekkelijke gedachte, maar ze overtuigt me niet. De argumentatie die voorstanders aanhalen is dat we iedereen een basisinkomen kunnen geven omdat we met zijn allen toch al rijk genoeg zijn.

Ik ben het ermee eens dat we op een zeer hoog welvaartsniveau zitten. Zo hoog dat Keynes 80 jaar geleden dacht dat we nu slechts 15 uur per week zouden werken, omdat de productiviteitsgroei er voor zou zorgen dat we alle basisbenodigdheden en meer zouden kunnen produceren tijdens die 15 uur. Keynes heeft gelijk gekregen wat betreft de productiviteitsgroei, maar niet wat betreft de werkweek van 15 uur.

Maar waarom zou je als individu niet zélf beslissen om veel minder te werken? In 1980 was het BBP per persoon in België 21000 euro; in 2014 is dat 33700 euro (telkens in euro’s van 2010 – bron: Ameco). In 1980 was men dus 37% armer dan vandaag. Je zou dan de volgende redenering kunnen volgen: als je genoegen zou nemen met een leven dat gemiddeld was in pakweg 1980, dan kan je het vandaag rooien met een werkweek die 37% korter is. Als een werkweek 38 uur is, dan kan je vandaag een levensstandaard van 1980 bereiken met 24 uur per werkweek.

Bovendien worden veel goederen en diensten die nodig zijn om “het goede leven” te kunnen leiden in grote mate gefinancierd door de gemeenschap, zoals gezondheidszorg, onderwijs en veiligheid. Daar kan vandaag in België iemand die een levensstandaard heeft van 1980 vaak net zoveel gebruik van maken als iemand met een levensstandaard van 2014.

De reden dat we blijkbaar geen genoegen nemen met de levensstandaard van 1980 kan te vinden zijn in het feit dat we de huidige levensstijl effectief noodzakelijk achten voor “het goede leven”. De vraag is dan wat men in 1980 niet had dat nu zo noodzakelijk is om “het goede leven” te kunnen leiden. Ik denk aan internet, laptop en smartphone; al bij al relatief goedkoop. Wat nog? Ik denk niet aan duur en frequent reizen, dure auto’s, uitgebreide garderobe, frequent restaurantbezoek, pretparken, groot en afgewerkt huis.

Het zou ook kunnen dat in vergelijking met de jaren ’80 weinig of geen zaken bijgekomen zijn die we echt nodig hebben om “het goede leven” te kunnen leiden en dat we met zijn allen in meer of mindere mate een bepaalde sociale norm trachten te volgen.

[In twee voorgaande paragrafen vraag ik me eigenlijk af wat de basic capabilities zijn die je moet hebben om “het goede leven” te kunnen leiden en of deze geëvolueerd zijn ten opzichte van de jaren ’80. Wikipedia geeft een goede inleiding van de capabilities appraoch (ontwikkeld door Sen en Nussbaum als kritiek op de rechtvaardigheidstheorie van Rawls). Ik heb over de capabilities apporach hier en hier geblogd.]

Het is dan het volgen van die sociale norm die ons onvrij maakt en die ervoor zorgt dat de voorspelling van Keynes in verband met de 15-uren werkweek niet uitgekomen is. In dat geval zal een basisinkomen weinig of niets veranderen aan die onvrijheid.

Voorstanders van het basisinkomen die het argument gebruiken dat een basisinkomen bevrijdend werkt moeten volgens mij dan ook een antwoord op de volgende vraag geven: waarom is leven volgens de levensstandaard van 1980 niet voldoende om anno 2014 “het goede leven” te kunnen leiden? Wat hebben we nu wat we in 1980 niet hadden en dat je als individu enkel kan bereiken door meer te werken?

Een ingekorte versie van deze blogpost verscheen als column bij De Tijd.

Een schatting van de kostprijs van een basisinkomen voor alle Belgen

UPDATE gepost met terugverdieneffecten als basisinkomen belastbaar zou zijn

Op Twitter vind je heel wat voorstanders van een universeel basisinkomen (UBI). Dat is een maandelijks bedrag dat elke burger van België maandelijks zou krijgen, zonder voorwaarden. Doordat er geen voorwaarden aan verbonden worden, betekent dit een zeer eenvoudige administratie, wat al onmiddellijk een besparing geeft.

De argumentatie voor een UBI is dat we ondertussen rijk genoeg zijn om iedereen een fatsoenlijk inkomen te geven. Op die manier wordt elk individu ook meer kansen gegeven om hun echte doelen in het leven te realiseren. Dat maakt het onmiddellijk aantrekkelijk voor een liberaal.

Zelf heb ik twee bedenkingen hierbij. Ten eerste vrees ik dat het de prikkel om te werken zou verminderen, zeker bij zij die al werken en zeker als het UBI hoog genoeg is om niet in armoede te leven. Ten tweede denk ik dat het onbetaalbaar is. Voor België heb ik hierover nog geen cijfers gevonden. Over mijn eerste bedenking lijkt me dat sowieso niet gemakkelijk om dat realistisch in te schatten.

Over de betaalbaarheid probeer ik in deze blogpost een schatting te geven. De schatting is echter zeer grof, en moet dus beschouwd worden als een vingeroefening. Alle feedback is -zoals steeds- zeer welkom.

Ik behandel eerste de totale kost, waarna ik de besparingen probeer te schatten. Ten slotte geef ik een overzicht.

1. Kost van Universeel Basisinkomen

Doordat het Universeel Basisinkomen zo een eenvoudig concept is (iedereen krijgt evenveel), is de kost makkelijk te berekenen: neem het aantal burgers/volwassenen in België en vermenigvuldig dat met het UBI. De figuur hieronder geeft de totale jaarlijkse kost van een UBI in België voor verschillende hoogtes van het UBI.

kostUBI

In deze blogpost krijgen enkel volwassenen een UBI. Er zijn ongeveer 8,7 miljoen volwassenen (ouder dan 18 jaar). Aangezien kinderen geen UBI krijgen, moeten de uitgaven voor kinderen behouden blijven, evenals de belasingsaftrekken (als ook kinderen een UBI zouden krijgen, worden de zaken complexer).

De kosten zijn enorm. Zelfs een lage maandelijkse UBI van 700 euro betekent al een jaalijkse uitgave van 72 miljard euro. Een UBI van 1000 euro, die me adequater lijkt, kost 103 miljard euro. Ter vergelijking: het Belgisch BBP is ongeveer 400 miljard euro, waarvan de staat meer de helft uitgeeft. Een UBI van 1000 euro zou de overheidsuitgaven met de helft doen toenemen.

 

2. Besparingen door Universeel Basisinkomen

De kosten zijn enorm, maar ook de besparingen zijn dat. Er wordt immers verondersteld dat alle uitkeringen op zijn minst deels worden vervangen door een UBI.

Stel dat iemand 1000 euro werkloosheidsuitkering krijgt en het UBI is 1000 euro, dan is het invoeren van een UBI voor de overheid geen extra uitgave. Dat geldt ook voor pensioenen, uitkeringen wegens ziekte, invaliditeit, loopbaanonderbreking, leefloon,…

In wat volgt tracht ik hier zoveel mogelijk rekening mee te houden. Let wel, als de oorspronkelijke uitkering hoger is dan het UBI, dan moet de overheid toch nog het resterende bedrag bijpassen. Stel bijvoorbeeld dat een gepensioneerde 1500 euro netto per maand krijgt, dan moet de overheid bij een UBI van 1000 euro nog 500 euro bijpassen; er wordt dan maar 67% van de pensioenuitgave bespaard door de UBI van 1000 euro.

Ik heb geen gedetailleerde gegevens over wie welke uitkering krijgt. Ik moet het dus doen met grove schattingen en vooral vereenvoudigingen. Die tracht ik hierna zo duidelijk mogelijk te beschrijven.

Ik gebruik gegevens van 2012. Ze komen van de NBB.

– Werkloosheidsuitkering, Brugpensioenen en loopbaanonderbreking, Uitkeringen ziekte en invaliditeit

In 2012 gaven de Belgische overheden 6.8, 2.5 en 6.3 miljard euro aan respectievelijk Werkloosheidsuitkering, Brugpensioenen en loopbaanonderbreking, en Uitkeringen ziekte en invaliditeit. Ik veronderstel dat deze uitgaven volledig gedekt worden door het UBI (hoe hoog de UBI ook is) en de besparing hierdoor is dan ook 100%. Dit levert 15,5 miljard besparingen op.

Dat is wellicht een overschatting van de besparing, aangezien er ook wel uitgaven zijn die hoger liggen dan een UBI van bijvoorbeeld 1000 euro.

– Pensioenen

In 2012 gaf de overheid 24.2 en 14.7 miljard euro aan pensioenen van respectievelijk werknemers en ambtenaren. Een gemiddelde pensioen van een werknemer ligt op ongeveer 1100 euro netto per maand; dat van een ambtenaar 1500 euro. Er wordt verondersteld dat alle werknemers en ambtenaren effectief dit gemiddelde pensioen krijgen. Dit is een overschatting van de besparing (zie bijlage onderaan voor meer uitleg).

Voor een UBI van 1000 euro betekent dit dat 91% van de uitgaven voor de werknemerspensioenen gedekt is door het UBI; voor het ambtenarenpensioen is dit 67%. Dat zou een besparing opleveren van 31,6 miljard euro.

– Lonen ambtenaren

Door de vereenvoudiging van een UBI zou de administratie kunnen afgeslankt worden. Het is zeer moeilijk om hier een goede schatting te geven, omdat er in veel verschillende administraties kan bespaard worden (los van de vraag of dit effectief zal gebeuren). Om een grootte-orde te geven, veronderstel ik dat het equivalent van de volledige FOD Financiën afgeschaft wordt. Die zouden met 28.500 ambtenaren zijn. Ik veronderstel een totale kost van 100.000 euro per ambtenaar per jaar. Dat levert een jaarlijkse besparing op van 2.85 miljard euro.

– Afschaffing belastingsvrije som

Aangezien een Universeel Basisinkomen ook aan werknemers gegeven wordt, kan de belastingsvrije som van bijna 7000 euro afgeschaft. In de plaats wordt hier het geldende belastingstarief van 25% op betaald. De opbrengst van deze maatregel kan eenvoudig gesimuleerd worden dankzij Flemosi, een tool van KULeuven. Dit levert 10,2 miljard euro op.

– Overige sociale uitgaven

Er zijn nog negen andere overheidsposten onder ‘overige sociale uitgaven’ waarvan ik cijfers terugvindt op NBB. Het betreft arbeidsongevallen (204 miljoen euro), beroepsziekten (282 M€), leefloon (773 M€), inkomensgarantie voor ouderen (456 M€), gehandicapten (1850 M€), oorlogspensioenen (105 M€), fonds voor bestaanszekerheid (1467 M€), terugbetaalbaar belastingskrediet (216 M€) en overige sociale uitkeringen (1418 M€).

Samen geeft dit 6,8 miljard euro aan uitgaven. Ik veronderstel dat deze allen verdwijnen als een UBI wordt ingevoerd.

Overzicht

Het bovenstaande levert het volgende overzicht van besparingen op, voor een UBI van 1000 euro. Tegenover een kost van 103 miljard euro wordt er in totaal 67 miljard euro bespaard, waarvan 31 miljard op de pensioenen en 10 miljard door de afschaffing van de belastingvrije som. In totaal is dit een financieringstekort van 35 miljard euro.

UBIbesparing

Een tekort van 35 miljard euro is ongeveer 9% van het BBP. Dat zal door andere belastingen moeten gefinancierd worden. Het is bovendien wellicht een optimistische schatting, aangezien heel veel uitkeringen worden afgeschaft in de veronderstelling dat het UBI deze uitkeringen volledig compenseert, wat niet zeker is. Ook voor de pensioenen is een optimistische schatting gemaakt (zie bijlage hieronder).

Het bovenstaande is slechts een zeer grove schatting, maar het geeft toch aan dat de betaalbaarheid van een UBI een belangrijk obstakel kan zijn voor de invoering ervan. De betaalbaarheid van een universeel basisinkomen zou dan ook veel meer dan nu het geval is centraal moeten staan in de discussie. Meer gedetailleerde analyses dan de bovenstaande grove schatting lijken me hiervoor in ieder geval nodig.

UPDATE

Op Twitter kreeg ik de reactie van koenfucius waarom ik geen terugverdieneffecten via de inkomensbelasting had meegerekend. Een comment op de blogpost gaf net dezelfde reactie.

Dat is een essentiële opmerking waar ik zelf niet aan gedacht had: is een universeel basisinkomen belastbaar als inkomen of niet? In mijn vorige blogpost beschouwde ik het als een netto tranfser, dus niet belastbaar. Dat lijkt me achteraf gezien een assumptie die contesteerbaar is: waarom zou een basisinkomen niet belast worden als inkomen? Ook andere uitkeringen, zoals pensioenen, zijn belastbaar. Anderzijds zijn leeflonen dan weer niet belastbaar, omdat het geen beroepsinkomsten zijn, en ook de belastingsvrije sommen voor werklozen kunnen verhoogd worden.

Een universeel basisinkomen zou ook bezwaarlijk als een beroepsinkomen beschouwd kunnen worden. Toch lijkt me de assumptie om een universeel basisinkomen ook belastbaar te maken goed verdedigbaar, omdat het aan iedereen gegeven wordt, ook als je al een hoog beroepsinkomen hebt (het is “universeel”).

Het probleem is echter data: op basis van de data die ik heb, kan ik niet achterhalen wie een inkomen heeft uit werk en wie via een uitkeringen. Dat is nochtans belangrijk, omdat ik veronderstel dat het basisinkomen de uitkering zal vervangen, wat een besparing oplevert voor de overheid (naast de kost van het basisinkomen zelf). Als het basisinkomen de uitkering vervangt, dan stijgt het inkomen niet (of slechts beperkt indien het basisinkomen hoger is dan de uitkering) en dus zijn er ook geen meerinkomsten voor de overheid via de inkomensbelasting.

Om toch een idee te hebben van de extra belastingsinkomsten indien het basisinkomen belastbaar zou zijn, veronderstel ik dat geen enkele aangifte met een belastbaar inkomen boven 35,060 euro -de hoogste belastingsschijf- door een uitkering wordt verworven, ook niet deels. Het basisinkomen dat aan de gezinnen met een fiscale aangifte boven 35,060 komt dus bovenop hun belastbaar inkomen en wordt dus tegen 50% wegbelast.

Uit gegevens van de FOD Economie blijkt dat er 560,000 individuele en 1,310,000 gezamenlijke aangiftes waren met een belastbaar inkomen boven 35,060 euro. In totaal gaat dit om 3,2 miljoen personen, of bijna 38% van het totaal aantal personen die een fiscale aangifte deden (individueel en gezamenlijk).

Als we ervan uitgaan dat het basisinkomen volledig bij hun belastbaar inkomen wordt geteld (en dus niet via een uitkering verworven wordt die we meetelden in onze besparing hierboven), dan levert dit 19 miljard euro op. Hierdoor vermindert het geschatte financieringstekort van 35 miljard euro naar 16 miljard euro (op voorwaarde dat de belastingvrije som afgeschaft wordt, zoniet vergroot het financieringstekort opnieuw met ongeveer 10 miljard euro).

Het heeft me verder aan het denken gezet over de effecten van het invoeren van een basisinkomen zoals dat in deze blogpost verondersteld werd. Merk op dat het ook 19 miljard euro is dat netto naar de gezinnen gaat die een belastbaar inkomen hebben dat boven 35,060 euro ligt. Dat komt min of meer overeen met het resterende financieringstekort van 16 miljard euro en de besparing op het ambtenarenapparaat (in mijn veronderstelling 2,8 miljard euro). Mijn berekeningen zijn maar schattingen en dus is het speculatie, maar het het zou wel eens kunnen dat het financieringstekort in grote mate bepaald wordt door de werkenden die een extra inkomen krijgen. Immers, volgens mijn veronderstelling worden alle uitkeringen (deels) vervangen door een basisinkomen, maar aan zij die een inkomen verwerven uit arbeid wordt het gewoon bijgeteld bij het inkomen, en is het dus geen vervanging. Zou dat de bedoeling van het basisinkomen zijn?

 

Bijlage: overschatting van pensioenbesparing

Ik veronderstel dat elke gepensioneerde (privé of ambtenaar) het gemiddelde pensioen ontvangt. Daardoor is het besparingpotentieel van een UBI gelijk aan de verhouding van de hoogte van het UBI ten opzichte van het gemiddelde pensioen.

In werkelijkheid is er uiteraard een variatie in de pensioenen die uitbetaald worden. Hieronder wordt verondersteld dat er 9 verschillende pensioenen worden uitbetaald (de rijen van de tabel), van 700 euro tot 1500 euro netto per maand, met een gemiddelde van 1100 euro.

Het besparingspotentieel wordt berekend voor verschillende niveaus van het UBI (de kolommen van de tabel), van 700 euro tot 1200 euro.

De laatste rij van de tabel geeft het percentage dat het UBI bedraagt ten opzichte van het gemiddelde pensioen; dit is het besparingspotentieel die gehanteerd werd in de blogpost (met in de blogpost de correctie dat de besparing niet hoger kan zijn dan 100%). De voorlaatste rij geeft de werkelijke besparing van dit eenvoudige voorbeeld. De werkelijke besparing ligt onder deze die gebruikt werd in de blogpost, zij het slechts beperkt.

UBIbijlage