Ongelijke rijkdom is niet per se oneerlijk

In 2010 bedroeg het nettovermogen van een arm gezin minder dan 2.700 euro, dat van een rijk gezin meer dan 687.000 euro. Daarmee is de geschatte vermogensongelijkheid 45 keer groter dan de inkomensongelijkheid, zo leerde een studie van Sarah Kuypers en Ive Marx (UA). Rijke gezinnen moeten dit wel te danken hebben aan de financiële en andere steun die ze van hun omgeving kregen, zo reageerde Matthias Somers in een opiniebijdrage in de Standaard.

Ik ben het met hem eens dat de rol van toeval, bijvoorbeeld in welk gezin je geboren wordt, sterk onderschat wordt als we trachten te verklaren waarom iemand succesvol is, terwijl hard werk en talent vaak als enige verklaringen bovengehaald worden. Maar ik denk niet dat, in België althans, de grote vermogensongelijkheid dit Somers’ standpunt versterkt.

Er zijn immers een aantal zaken die de vermogensongelijkheid verklaren en zelfs kunnen legitimeren. Vermogen is een accumulatie van wat gespaard wordt, het wordt over decennia heen opgebouwd. Een werknemer met een modaal inkomen van 2.000 euro per maand die daarvan 100 euro spaart, eindigt na 40 jaar met 48.000 euro. Zijn evenknie die een bijbaantje heeft in het weekend en de helft meer werkt en verdient, kan 1.100 euro sparen. Na 40 jaar levert dat 528.000 euro op. Dus hoewel de ‘rijke’ slechts 50 procent meer verdient, eindigt hij met elf keer meer vermogen, zonder dat toeval daarvoor een rol moet spelen. En ten opzichte van iemand die niet kon (of wou!) sparen, heeft de ‘rijke’ zelfs oneindig veel meer vermogen.

Doordat vermogen een accumulatie is, zijn het vooral de ouderen die rijk zijn. Vermogensongelijkheid is dus leeftijdsgebonden. Dat is ook wel zo bij inkomen, maar veel minder sterk. Om de vermogensongelijkheid correct weer te geven, zou die dus per leeftijdscategorie bekeken moeten worden.

Tieners vs. jonge dertigplussers

En zelfs binnen de leeftijdscategorieën kan het leeftijdseffect spelen. Somers geeft het voorbeeld van de rijksten in de leeftijdscategorie 16 tot 32 jaar, die in 2010 per gezin al een nettovermogen hadden van 250.000 euro. Dat is inderdaad zeer hoog – het is 850 keer hoger dan een het vermogen van een arm gezin in de categorie 16-32 jaar (300 euro). Dat klinkt spectaculair, natuurlijk. Maar zou het niet kunnen dat de 10 procent rijksten in deze leeftijdscategorie vooral bestaan uit jonge 30-plussers, van wie het perfect normaal is dat ze vele malen meer hebben dan de tieners die hun eerste loonbrief nog moeten ontvangen en dus nog amper hebben kunnen sparen?

Bovendien kan het nettovermogen van 250.000 euro ook verklaard worden door hard werk. Jongeren die begin jaren 2000 tegen een zacht prijsje een te renoveren huis kochten, het zelf opknapten door er avonden, weekends en vakanties in te werken, kunnen tien jaar later makkelijk een nettovermogen hebben van 250.000 euro. Toegegeven, dat komt voor een groot stuk door de historisch sterke prijsstijging van de huizen, en in die zin dus eveneens door toeval, maar de kans voor de jongeren van deze generatie was er. En zelf ken ik maar een handvol die die kans ook gegrepen hebben. De meesten zagen gewoon op tegen al het werk. You only live once, weet je wel. Ook toen al. En die keuze is legitiem, maar de vermogensongelijkheid die dat oplevert, is dat ook.

Sociale mobiliteit

Toch maakt Somers een belangrijk punt als hij stelt dat kinderen uit kansarme gezinnen onvoldoende kansen krijgen om zelf een goed inkomen te hebben en zo vermogen op te bouwen. De sociale mobiliteit in België is te laag en er zijn genoeg studies die aangeven dat de overheid dat kan verbeteren. En dat zou ze ook moeten doen. Maar de vermogensverdeling geeft daarvoor geen extra munitie, zelfs al is ze 45 keer ongelijker dan de inkomensverdeling, omdat die veel hogere vermogensongelijkheid een rechtvaardig gevolg kan zijn van de inkomensverdeling.

Deze tekst verscheen eerst als opinie in De Standaard.

One thought on “Ongelijke rijkdom is niet per se oneerlijk

  1. Permalink  ⋅ Reply

    Koen

    June 6, 2014 at 7:46pm

    Vermogen komt inderdaad tot stand door accumulatie, het is wel een beetje simplistisch om dit uit te leggen als iets wat bij eigen leven wordt opgebouwd. De rijkdom uit de eerste alinea (en dat is diegene waar men over spreekt in geval van “ongelijkheid”) komt immers tot stand door erfenissen met andere woorden geld waar je 0,0 verdienste aan hebt. Het is dus geen voortvloeisel uit noeste arbeid, bij de rijkste personen van eender welke lijst zijn er slechts enkelen die dit zelf hebben gerealiseerd. Tenzij je natuurlijk van oordeel bent dat iemand als Paris Hilton goed gewerkt en gespaard heeft…

Leave a Reply

Your email will not be published. Name and Email fields are required.