Analyse van 9 jaar Vlaams begrotingsbeleid

In februari ontving iedere werkende Vlaming een extra loon van 250, de zogenaamde jobkorting. De eenmalige 250 euro is een niet verwaarloosbaar bedrag (voor lage lonen was dit zelfs 300 euro), maar de grootste impact ligt misschien niet op financieel vlak. Veel belangrijker is dat de Vlaamse regering met de jobkorting aangegeven heeft dat het mogelijk is dat de Vlaming significant minder belastingen betaalt, zonder dat hiervoor andere voorwaarden vervuld moeten zijn, zoals een verregaande staatshervorming. Naar aanleiding van de Vlaamse verkiezingen is dit geen onbelangrijk detail: beloftes voor lagere belastingen zijn plots een pak geloofwaardiger. Tevens wordt op een ander vlak een belangrijk signaal gegeven, namelijk de Vlaming beseft door de jobkorting beter hoeveel belastingen hij of zij wel betaalt. De belastingillusie, namelijk het feit dat men niet inschat hoeveel belastingen men betaalt, wordt door de jobkorting verminderd. De jobkorting in de huidige vorm kostte de Vlaamse regering 710 miljoen euro.

De maatregel is eenmalig, maar dat hoeft niet zo te zijn. Hieronder volgt een analyse van de publieke uitgaven door de Vlaamse overheid in de periode 1999-2008, met een aantal pistes hoe de belastingsdruk voor de Vlaming verminderd kon worden. Deze pistes zouden voor de komende legislatuur als leidraad kunnen dienen.

Het doel van deze analyse is vooral om aan te tonen dat het mogelijk is dat de Vlaming geleidelijk aan minder belastingen betaalt, zonder dat we moeten snoeien in essentiële zaken zoals gezondheidszorg of onderwijs.

 

Analyse van de totale uitgaven door de Vlaamse overheid in de periode 1999-2008

Figuur 1 geeft de evolutie van de uitgaven door de Vlaamse overheid in de periode 1999-2008, zowel in nominale termen, als in reële termen, dus gecorrigeerd voor inflatie. De reële uitgaven worden getoond met twee basisjaren, namelijk 1999 en 2008.

De totale uitgaven van de Vlaamse overheid bedroegen in 2008 22,5 miljard euro. Ten opzichte van 1999 is dat een nominale groei van ongeveer 47 %, de reële groei is 20%. In nominale termen betekent dit een meeruitgaven in 2008 van 7,2 miljard in vergelijking met 1999. In reële termen met prijzen van 2008 is dit in 2008 een meeruitgave van 3,7 miljard euro ten opzichte van 1999. Met andere woorden, op 9 jaar tijd geeft de Vlaamse overheid in reële termen jaarlijks 20% meer uit, of zo’n 3,7 miljard euro. Dit komt neer op 5,2 jobkortings.

Om rekening te houden met de inflatie, bekijken we de consumptie-index zoals berekend door de FOD Economie. Uit figuur 1 is af te leiden dat de reële uitgaven in 2008 gedaald zijn ten opzichte van 2007. Dat is waarschijnlijk voornamelijk te wijten aan de inflatie die in 2008 onverwacht hoog uitwam, namelijk 4,5%.

Figuur 1

 

Analyse van de uitgaven door de Vlaamse overheid per beleidsdomein in de periode 1999-2008

De uitgaven van de Vlaamse overheid worden opgedeeld per beleidsdomein. Er zijn in totaal 27 beleidsdomeinen [1]. Onderstaande figuur geeft de uitgaven in absolute waarde per beleidsdomein in 1999, 2004 en 2008 (balkjes – linkse as). Tevens is de totale nominale procentuele stijging voor de verschillende periodes uitgezet (rechtse as) [2].

Uit deze figuur is het overwicht van ‘onderwijs’ duidelijk: met een uitgaven in 2008 van 8,9 miljard is dit goed voor bijna 40% van de totale uitgaven door de Vlaamse overheid. Op de tweede plaats staat ‘welzijn en gezondheidszorg’, met uitgaven van 2,7 miljard, goed voor 12% van de uitgaven. De top vijf wordt vervolledigd met ‘lokale en regionale besturen’, ‘wegen en water’ en ‘werkgelegenheid’. Deze top 5 zorgt voor 71 % van de totale uitgaven. 19 van de 27 beleidsdomeinen geven jaarlijks meer dan 100 miljoen euro uit.

Figuur 2

Onderstaande tabel geeft aan van welke beleidsdomeinen de uitgaven het sterkst gestegen zijn. We beschouwen enkel de beleidsdomeinen met jaarlijks een uitgave van meer dan 50 miljoen euro.

Relatief gezien steeg de post ‘gemeenschappelijk vervoer’ in de periode 1999-2008 het meest, namelijk met 183%. Daarna volgen ‘gebouwen’ (169%), ‘sport’ (168%), ‘monumenten & landschappen’ (147%) en ‘land –en tuinbouw’ (105%). De tiende grootste stijger, werkgelegenheid, is nog steeds goed voor een stijging van 69%.

Wanneer we dezelfde oefening maken voor de top 10 van de grootste stijgers in absolute waarde komt op de eerste plaats ‘onderwijs’ met een absolute stijging van 2,6 miljard euro (41%). Op de tweede plaats staat ‘welzijn & gezondheidszorg’ met een stijging van 1,1 miljard euro (66%). De top vijf van de absolute stijgers wordt vervolledigd door ‘gemeenschappelijk vervoer’, ‘lokale en regionale besturen’ en ‘werkgelegenheid’.

De beleidsdomeinen in het geel gemarkeerd behoren zowel relatief als absoluut gezien tot de top tien van de grootste stijgers. Het zijn de beleidsdomeinen ‘gemeenschappelijk vervoer’, ‘cultuur en jeugd’, ‘huisvesting’ en ‘werkgelegenheid’.

 

 

Keuze van de essentiële beleidsdomeinen

Uit de analyse van de totale uitgaven blijkt dat de Vlaamse overheid in de periode van 1999 tot 2008 een uitgavegroei kende van 20% in reële termen (dus aangepast aan de inflatie), wat neerkomt op 3,7 miljard euro. Dat is het equivalent van 5,2 jobkortings per jaar dat de Vlaamse overheid in 2008 had kunnen uitdelen aan de Vlaming als zij de uitgaven in reële termen constant zou gehouden hebben.

Die stijgende uitgaven zijn politieke keuzes geweest die niet noodzakelijk verkeerd waren. Als liberalen pleiten wij ervoor dat de overheid zich bezighoudt met haar kerntaken, namelijk zaken die essentieel zijn om een goed leven te kunnen leiden. Daarbij is de stelregel dat ‘dure smaken’ niet door de gemeenschap moeten gefinancierd worden.

De 27 beleidsdomeinen worden hierna opgedeeld in essentiële en niet-essentiële beleidsdomeinen. Als we de essentiële diensten en goederen vertalen naar de 27 beleidsdomeinen dan zijn dat volgens mij volgende zaken. In eerste instantie ‘onderwijs’ en ‘welzijn & gezondheid’, niet toevallig ook de grootste uitgaven van de Vlaamse overheid. Verder selecteren we ‘wegen & water’, ‘milieu’, ‘wetenschappen’, ‘huisvesting’, ‘stedenbeleid’ en ‘energie’. Wat de uitgaven van deze essentiële beleidsdomeinen betreft, zullen we de stijging van de uitgaven in de periode 1999-2008 niet contesteren. Het gaat hier immers om essentiële zaken waarvan we aannemen dat de stijging verantwoord is.

Al de andere beleidsdomeinen worden als ‘niet-essentieel’ beschouwd. We gaan vervolgens na wat de impact zou geweest zijn op de uitgaven, indien in de periode 1999-2008 de uitgaven van de niet-essentiële beleidsdomeinen in reële termen constant zouden gebleven zijn. We doen dezelfde oefening indien er een jaarlijkse reële uitgavedaling 1% of 2% zou geweest zijn in de niet-essentiële beleidsdomeinen.

De opdeling in essentiële en niet-essentiële beleidsdomeinen is niet vanzelfsprekend. Ten eerste, de afzonderlijke beleidsdomeinen omvatten brede taken, ook al zijn er 27, zodat sommige zaken binnen een essentieel beleidsdomein als niet-essentieel beschouwd kunnen worden en vice versa. Ten tweede, de keuze op zich van de beleidsdomeinen is te contesteren: dat is een complexe oefening waarin nagegaan moet worden wat echt nodig is om een goed leven te leiden en waarvoor het individu verantwoordelijk kan geacht worden. We gaan hier expliciet niet op in. Deze oefening is enkel bedoeld om aan te geven wat de mogelijkheden van de Vlaamse overheid waren en zijn.

Onderstaande tabel geeft de totale uitgaven, opgedeeld volgens essentiële en niet-essentiële beleidsdomeinen. De essentiële beleidsdomeinen waren in 2008 in totaal goed voor een uitgave van 15,1 miljard euro, wat neerkomt op 67% van de totale uitgaven. De uitgaven van de essentiële uitgaven kenden een nominale uitgavegroei van 41 % ten opzichte van 1999. De niet-essentiële uitgaven bedroegen in 2008 in totaal 7,5 miljard euro (33% van het totaal). Deze uitgaven kenden een nominale stijging van 62% tijdens de periode van 1999 tot 2008.

Vervolgens wordt de volgende simulatie uitgevoerd: we laten de uitgaven van de niet-essentiële beleidsdomeinen dalen in reële termen met jaarlijks 0%, 1% of 2% tijdens de periode van 1999 tot 2008 en we berekenen welke minderuitgave we in 2008 zouden gehad hebben. Wat de essentiële beleidsdomeinen betreft behouden we de historische uitgavegroei. Dat geeft volgende gegevens:

Deze cijfers zijn opmerkelijk: als de Vlaamse overheid in 1999 gekozen had om de uitgaven in de ‘niet-essentiële’ beleidsdomeinen enkel te laten stijgen met de inflatie (reële nulgroei), dan zou ze 1,7 miljard minder uitgegeven hebben in 2008, het equivalent van 2,5 jobkortings. In de twee legislaturen van 1999 tot 2008 had ze in totaal bijna tien keer een jobkorting kunnen geven. Als ze daarenboven zou beslist hebben om de uitgaven in de niet-essentiële beleidsdomeinen in reële termen te laten dalen met jaarlijkse 1% dan had ze in 2008 om de vier maanden een jobkorting kunnen geven (3 per jaar). Met een reële daling van 2% is dit aantal nog hoger.

Het mag duidelijk zijn dat de bovenstaande simulatie geen revolutie betekent in de uitgaven van de Vlaamse overheid. In de simulatie behielden de essentiële beleidsdomeinen zoals ‘onderwijs’ en ‘welzijn & gezondheid’, samen goed voor twee derde van de uitgaven, hun historisch groeipad. In de andere beleidsdomeinen werd een simulatie uitgevoerd met een nulgroei, een jaarlijkse afname van 1% en een jaarlijkse afname van 2%, telkens in reële termen.

 

Efficiëntiegroei

Bovenop deze inhoudelijke keuzes in de niet-essentiële beleidsdomeinen, kan men ook een verhoging van de efficiëntie nastreven. Deze efficiëntieverhoging kan daarenboven in alle beleidsdomeinen: het verhogen van de efficiëntie hoeft geen impact te hebben op de hoeveelheid goederen en diensten die de overheid aanbiedt of subsidieert binnen een bepaald beleidsdomein.

Bij efficiëntieverbeteringen wordt steevast voor minder ambtenaren bepleit. Hoewel dit zeker een onderdeel vormt van een efficiëntere overheid, is dit niet het enige aspect. Daarenboven zou het aan de leidende ambtenaren moeten overgelaten worden hoe zij de efficiëntieverbeteringen zullen halen. Zij kennen immers hun beleidsdomein het best.

Daarom simuleren we een aantal niveaus van jaarlijkse efficiëntiedoelstellingen: 0% (het referentiescenario), 0,5%, 1% en 1,5%. Onderstaande tabel geeft de impact voor de verschillende jaarlijkse efficiëntieniveaus.

De resultaten zijn al even spectaculair als bij de vorige simulatie. Bij een jaarlijkse efficiëntietoename van 1% ten opzichte van de historische efficiëntie gedurende twee legislaturen, zou de Vlaamse overheid in 2008 bijna 2 miljard minder uitgegeven hebben, het equivalent van 2,8 jobkortings. In de twee legislaturen had ze in totaal meer dan 12 keer een jobkorting kunnen geven.

 

Combinatie van efficiëntiegroei en afname in niet-essentiële beleidsdomeinen

Wanneer we beide methodes combineren levert de simulatie volgende gegevens op. De eerste tabel geeft de minderuitgave door de Vlaamse overheid in 2008 , evenals de gecumuleerde minderuitgave in de periode 1999-2008 (in miljoenen euro’s). De tweede tabel geeft het equivalent aan jobkortings in 2008, evenals het gecumuleerde aantal jobkortings in de periode 1999-2008.

Uit deze simulatie blijkt dat wanneer men een jaarlijkse efficiëntiewinst van 1% zou nastreven en een reële afname van 1% in de niet-essentiële beleidsdomeinen, kortweg de 1%-1% strategie, dan levert dit na 9 jaar (bijna twee legislaturen) een jaarlijkse winst op van 3,9 miljard euro, of het equivalent van 5,5 jobkortings per jaar. In die 9 jaar zal men een gecumuleerde besparing gerealiseerd hebben van 17 miljard euro, wat overeenkomt met 14 jobkortings.

Indien men zou kiezen om het budget van de niet-essentiële beleidsdomeinen gedurende 9 jaar jaarlijks te verminderen met 2% en daarbij een efficiëntieverhoging van 1% zou opleggen, dan kan er zelfs om de twee maanden een jobkorting uitgedeeld worden.

 

Verdeling van de winst

Als men een jaarlijkse efficiëntiewinst van 1% zou nastreven in alle beleidsdomeinen en daarbovenop een reële afname van 1% in de uitgaven van de niet-essentiële beleidsdomeinen, kortweg de 1%-1% strategie, dan levert dit na 9 jaar een jaarlijkse besparing op van 3,9 miljard euro. Gecumuleerd over 9 jaar is dit 17 miljard euro (of bijna 24 jobkortings). Dit geld hoeft natuurlijk niet alleen verdeeld te worden over de werkende Vlaming. Immers, ook de niet-werkende Vlaming zal nadeel ondervinden van de 1%-afname van de uitgaven in de niet-essentiële beleidsdomeinen, zoals duurder openbaar vervoer. Anderzijds zijn het de werkenden die de welvaart creëren.

Daarom zou kunnen geopteerd worden voor 50%-50%: de helft van de besparing wordt verdeeld over alle Vlamingen; de andere helft wordt verdeeld onder de werkende Vlamingen onder de vorm van jobkortings. Er waren in 2008 in het Vlaamse gewest 6,2 miljoen Vlamingen, waarvan er 2,8 miljoen werkten.

Wanneer we de besparing van de 1%-1%-strategie met deze verdeelsleutel zouden verdelen, zou de werkende Vlaming en de niet-werkende Vlaming in 2008 respectievelijk 1.006 euro en 313 euro ontvangen. Over 9 jaar zouden ze respectievelijk 4.400 euro en 1.360 euro gespaard hebben. Een typische huisgezin met twee werkende ouders en twee kinderen zou 2.640 euro ontvangen in 2008 en zou maar liefst 11.480 euro extra ontvangen hebben op die negen jaar. Zelfs een werkloos koppel met twee kinderen zou met deze verdeelsleutel 1.250 euro extra ontvangen hebben in 2008: een stijging van 100 euro per maand. Op negen jaar tijd zouden ook zij 5.450 euro extra ontvangen kunnen hebben.

Daarbij moet beklemtoond worden dat op de essentiële zaken zoals onderwijs en gezondheidszorg daarenboven niet bespaard zou geweest zijn.

 

Samenvatting

Door een jobkorting te geven heeft de Vlaamse regering duidelijk gemaakt dat minder belastingen mogelijk zijn. De politici die met de Vlaamse verkiezingen in het vooruitzicht opkomen voor een significante belastingverlaging worden plots een pak geloofwaardiger. De bovenstaande simulatie laat trouwens zien dat er effectief nog heel wat ruimte is voor belastingsverlagingen, zonder aan de basisvoorzieningen te moeten raken. Deze financiële ruimte werd in het verleden opgesoupeerd door de overheid. Het wordt tijd dat dit geld teruggegeven wordt aan de werkende en niet-werkende Vlaming.

Uit de analyse van de periode 1999-2008 blijkt het volgende. Wanneer men een jaarlijkse efficiëntiewinst van 1% zou nastreven in alle beleidsdomeinen en daarbovenop een reële afname van 1% in de uitgaven van de niet-essentiële beleidsdomeinen, kortweg de 1%-1% strategie, dan levert dit na 9 jaar (bijna twee legislaturen) een jaarlijkse besparing op van 3,9 miljard euro. Gecumuleerd over 9 jaar is dit bijna 17 miljard euro.

De helft van deze besparing kan verdeeld worden over alle Vlamingen; de andere helft wordt verdeeld onder de werkende Vlamingen onder de vorm van jobkortings. Op die manier zou de werkende Vlaming en de niet-werkende Vlaming in 2008 respectievelijk 1.006 euro en 313 euro ontvangen. Over 9 jaar zouden ze respectievelijk 4.400 euro en 1.360 euro extra ontvangen hebben.

Een typische huisgezin met twee werkende ouders en twee kinderen zou 2.640 euro ontvangen in 2008 en zou maar liefst 11.480 euro extra ontvangen kunnen hebben op die negen jaar. Zelfs een werkloos koppel met twee kinderen zou met deze verdeelsleutel in 2008 1.250 euro ontvangen: een stijging van 100 euro per maand. Op negen jaar tijd zouden ook zij 5.450 euro extra ontvangen kunnen hebben. We beklemtonen daarbij dat op de essentiële zaken zoals onderwijs en gezondheidszorg niet bespaard zou geweest zijn.

Met de huidige economische crisis zal de piste om het door de Vlaamse overheid bespaarde geld via jobkortings terug te geven misschien niet zo realistisch zijn. Recente cijfers wijzen erop dat de komende Vlaamse regering de volgende vijf jaar ongeveer 8 miljard euro minder middelen zal hebben. Deze analyse toont aan dat deze besparing zelfs met een bescheiden 1%-1% strategie kan doorgevoerd worden en dat er niet geraakt moet worden aan de essentiële beleidsdomeinen.

 

[1] in deze analyse negeren we de post ‘provisies’

[2] De basisgegevens van de Vlaamse begroting zijn te vinden op de website van de Vlaamse overheid:aps.vlaanderen.be/statistiek/cijfers/begroting/uitgaven/FINAUITG002.xls

Deze tekst verscheen eerst als column bij Liberales.

Leave a Reply

Your email will not be published. Name and Email fields are required.