Minder subsidies voor kunst, meer subsidies voor kinderen

De geschiedenis herhaalde zich deze week. Bij de bekendmaking van de besparingen door de Vlaamse regering stond opnieuw de kunstsector in rep en roer, net zoals vijf jaar geleden toen de toenmalige Vlaamse regering zijn besparingsplannen ontvouwde.

De uitvoerigheid waarmee de subsidieverdedigers in de media bediend worden, blijft mij verbazen. De argumenten om kunst te subsidiëren zijn immers nogal pover. Dat kunst de wereld zal redden, is de laatste decennia niet gebleken. De maatschappelijke discussies worden al lang niet meer gedomineerd door schrijvers, dichters, muzikanten, theatermakers of andere kunstenaars, maar door politici, filosofen, politicologen en andere academici. Kunst is meer en meer een persoonlijke beleving geworden.

Uit de participatiesurvey van 2014, de laatste cijfers die we hebben, blijkt bovendien dat de voornaamste drempel voor participatie alvast niet de te hoge ticketprijs is, maar dat het de mensen “gewoon niet interesseert”. Het specifieke aanbod of kunst in het algemeen is niet voor iedereen weggelegd en de persoonlijke beleving van kunst zou dan ook niet met belastinggeld mogen gefinancierd worden. Als de kunst die gebracht wordt echt zo kwaliteitsvol en internationaal gewaardeerd is, dan kan die ticketprijs wel naar omhoog. De hoogopgeleiden, in grote mate het kunstpubliek, kunnen dat vaak wel betalen. Minder subsidies leiden dan tot een minder sterk mattheuseffect.

Dat er ook besparingen zijn in andere sectoren, zoals bijvoorbeeld in het onderwijs, komt nauwelijks nog aan bod. En dat was vijf jaren geleden niet anders. Tom Naegels berekende het destijds voor De Standaard: van de dertien opiniestukken over de Vlaamse besparingen in 2014 gingen er acht over de besparingen in de cultuursector, terwijl andere sectoren eveneens moesten besparen.

JEUGDSPORT EN KANSARMOEDE

Het is iets wat me de laatste jaren meer en meer is gaan storen. De culturele wereld slaagt er steevast in om de besparingen in haar sector op de agenda te zetten. Het belang van die agendasetting mag niet worden onderschat. Het is bij wijze van spreken de helft van het werk als je een maatschappelijk probleem wil oplossen. Andere sectoren slagen er veel minder goed in hun probleem op de politieke agenda te zetten, terwijl de maatschappelijke noden er soms veel groter zijn.

Een interessant voorbeeld is de jeugdsport en meer bepaald het jeugdvoetbal. Twee weken geleden verscheen er een open brief van veertien lokale Gentse voetbalclubs aan Voetbal Vlaanderen. Die lokale clubs werken in een stedelijke context. Dat brengt heel wat uitdagingen met zich mee, niet in het minste door de kansarmoede in de steden. En we weten dat die de afgelopen jaren niet is afgenomen. De clubs klagen de gebrekkige ondersteuning door de voetbalfederatie aan.

Het is een probleem dat al jaren aansleept. De voetbalfederatie is een conservatieve wereld die vooral gericht is op het zoeken naar jongens met toptalent, waarbij kansengelijkheid en het recreatieve een bijrol spelen. Het vele geld dat er in voetbal rondgaat, wordt nagenoeg uitsluitend gebruikt voor de topspelers in de eerste ploeg, terwijl het jeugdwerk berooid achterblijft. Dat zou de voetbalbond kunnen aanpakken, maar daar vangen de lokale clubs die wel een hart voor inclusie en diversiteit hebben, steevast bot.

Onder deze aanklacht schuilt een belangrijke maatschappelijke problematiek, namelijk die van gelijke kansen, zowel van meisjes die willen voetballen als van kansarme kinderen die zich via sport in clubverband kunnen ontwikkelen. Maar ik durf er gif op in te nemen dat de overgrote meerderheid de open brief van de lokale voetbalclubs en de andere initiatieven die ze in het verleden genomen hebben al lang vergeten zijn, als ze het al opgepikt hebben. In de Vlaamse kwaliteitskranten heb ik er nauwelijks een bericht over teruggevonden. Dat jazzpianist Jef Neve boos is over de dalende subsidies in cultuursector zal echter elke lezer van De Morgen hebben zien passeren.

Dat kunnen we Jef Neve en de kunstsector moeilijk aanwrijven. Iedereen heeft het recht om zijn ongenoegen te uiten en voor zijn of haar sector op te komen. Maar het is goed om weten dat de megafoon waarmee een probleem wordt verkondigd niet noodzakelijk betekent dat het probleem ook groot is. Het komt misschien gewoon doordat sommigen slimmer de agenda weten te bepalen. En een kansarm kind of een geëngageerde jeugdtrainer heeft zelden een megafoon.

Deze tekst verscheen eerst als opiniestuk in De Morgen.

Leave a Reply

Your email will not be published. Name and Email fields are required.