Economisch draagvlak voor vluchtelingen sterker dan het lijkt

Op middellange termijn moeten we ons zelfs met de matige werkzaamheidsgraad van vluchtelingen weinig zorgen maken over de betaalbaarheid van het systeem. De uitdaging is het beter te doen dan die matige werkzaamheidsgraad.

Eerder deze week schreef zowel Gert Peersman als Ivan Van de Cloot over de impact van vluchtelingen op de economie. Volgens Peersman in De Standaard nemen vluchtelingen geen jobs af, omdat het aantal jobs niet constant is. Nieuwkomers creëren immers ook een vraag naar goederen en diensten, en dat stimuleert de economie. Het effect op langere termijn is dan eerder positief, op voorwaarde dat ze aan een job geraken. Van de Cloot waarschuwde er in De Tijd dan weer voor dat de trackrecord van succesvolle arbeidsintegratie minder positief is en geeft de inschatting dat in Duitsland slechts een op de tien Syriërs onmiddellijk een job kan vinden.

Beide columnisten maken een belangrijk punt: vluchtelingen kunnen jobs invullen en ook creëren, maar dat is geen evidentie. Er is dan ook veel te weinig aandacht voor de manier waarop we de grote aantallen vluchtelingen zo goed mogelijk kunnen integreren en klaarmaken voor de arbeidsmarkt. Bij mijn weten is er geen sprake van massale aanwervingen om taallessen te organiseren, noch van het oprichten van tewerkstellingscellen door de VDAB of van een samenwerking met interimkantoren.

Ook de langzame erkenning van buitenlandse diploma’s – een Vlaamse bevoegdheid – en gezinsondersteuning voor vluchtelingen met jonge kinderen blijven onder de radar. Het debat blijft spijtig genoeg steken in het al dan niet verminderen van het aanzuigeffect door al dan niet minder sociale rechten toe te kennen aan vluchtelingen of internationale verdragen aan te passen.

Ik denk dat de discussie over het aanzuigeffect veel minder aandacht zou krijgen mochten mensen concrete maatregelen zien die tonen hoe vluchtelingen geïntegreerd worden, zowel de kinderen in onze scholen als de volwassenen op de arbeidsmarkt. Die aanpak zou centraal moeten staan in het debat.

Bovendien zijn de bezorgdheden over de economische draagkracht van grote aantallen vluchtelingen overdreven, althans op middellange termijn. De werkzaamheidsgraad van de Belgische beroepsbevolking bedraagt nu ongeveer 62 procent. Dat betekent op het eerste gezicht dat we minstens zes op de tien vluchtelingen op beroepsleeftijd aan het werk moeten krijgen, willen we het economisch draagvlak constant houden. Maar die statistiek houdt geen rekening met het leeftijdsprofiel van de vluchtelingen tegenover dat van de Belgische bevolking.

Uit de grafiek blijkt dat er vooral jonge mensen naar België migreren: meer dan driekwart van de migranten is jonger dan 40 jaar, tegenover minder dan de helft voor de Belgische bevolking. Bij de migranten zitten dus weinig gepensioneerden, terwijl net die categorie relatief duur is voor de Belgische overheid, door pensioenen en gezondheidszorg.

tijdmigranten

De werkzaamheidsgraad van de Belgische beroepsbevolking levert een werkzaamheidsgraad op van de totale Belgische bevolking, dus kinderen en 65-plussers erbij geteld, van slechts 40 procent: één actieve onderhoudt 2,5 personen (onder wie zichzelf). Willen we diezelfde verhouding bij de immigrantenpopulatie – één actieve migrant voor 2,5 migranten – dan moet er niet 62 procent van de migranten op beroepsleeftijd aan het werk zijn, maar slechts de helft.

Dat ligt in lijn met de cijfers die Jan Denys, arbeidsmarktdeskundige bij de uitzendgroep Randstad, naar voren schuift: na tien jaar is ongeveer de helft van de vluchtelingen aan het werk. Dus zelfs met de huidige trend van matige werkzaamheidsgraad van vluchtelingen moeten we ons – althans op middellange termijn – weinig zorgen maken over de betaalbaarheid van het systeem. De uitdaging is het beter te doen dan die matige werkzaamheidsgraad.

De tekst verscheen eerst als column in De Tijd.

Leave a Reply

Your email will not be published. Name and Email fields are required.